Eigenlijk zijn vertalingen gewoon echo’s – echo’s van wat je ziet of ooit zag, leest of ooit las, nu doormaakt of vroeger ervaren hebt. Bij de veertienjarige Désirée Schyns begon het allemaal met Julien Clerc. Eveline van Halm, amper ouder, sloot haar middelbare school af door te gaan vertalen – en ze werd er behoorlijk door gegrepen. Hans van Pinxteren blikt terug op zijn leraar klassieke talen die bij hem het vuur aanwakkerde voor het melodische vertalen. Alles wordt voortdurend hernomen, ook en vooral de oudheid – Amor, Psyche, Persephone verrijzen in elke nieuwe vertaling opnieuw. Dat is niet voorbehouden aan de klassieken. Dat doet bijvoorbeeld ook Moriaantje, die door Robbert-Jan Henkes opnieuw tot leven is gewekt. Dat hedendaagse gevoeligheden daarbij een rol spelen lijdt geen enkele twijfel. Vertalen blijft oppassen, maar vernieuwen is ook een vorm van repliek.
Matriarchaat, seizoenen, dark romances, macht: hervertellingen verruimen je blik, laten je dubbelzien. Door je oogharen zie je de peinzende Persephone van Rossetti in dubbeldruk doorschemeren onder zowel Bernini’s doodsbange als Leightons opgeluchte Persephone. Met daaroverheen nog de kinky Persephone van Roberts en de verloren, roze-harige tiener van Lyon. Allemaal komen ze voort uit dezelfde mythe over de moeder, het meisje en de man. Dit alles had ik niet kunnen denken toen ik voor het eerst de hymne las die in de Nederlandse vertaling van Hilda Oudermans opent met ‘Demeter, de eerbiedwaardige godin met mooie haren, ga ik bezingen, en ook haar dochter met slanke enkels, die geschaakt werd door Hades…’ Schaken? Welnee, she ran.
Jacqueline Klooster