Maastrichts praten is “hendig” leuk. Niet binnen de stress van quality-time, maar lekker vintage in de eigen achtertuin. Heerlijk toch? Maar nog sjieker is het als je ook over het Maastrichts kunt praten. Als je er als echte Sjeng, of taalfreak, over kunt klasjenere.
Het Mestreechs kan bogen op een unieke geschiedenis. Het kent varianten die in geen enkel ander Nederlands dialect voorkomen. Zo is er het Laank Mestreechs van het Mooswief, “jèh neet taan”?, het 19e eeuws frenchy momusmestreechs dat met ‘ne groete chapeau en ‘ne grande merci carnavalesk terug is van weggeweest en er is het beschaafde korte Mestreechs van de drektuut en de eetsjeigel. Nou, ga daar maar eens tegen aan.
De varianten van het Maastrichts zijn niet zo maar uit de lucht komen vallen. Waar ze wel gevallen zijn, is aan de verdwenen slagbomen met België. In de glas-, papier- en aardewerkfabrieken waar de Maastrichtse gamins zich dagelijks uit de naad moesten werken. Batteraove die fabrieksdirecteuren! In het Parijse carnaval en de invloedssferen daarvan die in de 19e eeuw tot in de sjieke Mommezij reikten. In de sinterklaasdrukte van de Maastrichtse bommekes die voor hun asjas shoppend in Luik rond liepen.
Het Maastrichts heeft niet zo maar een verhaal. Het heeft een verhaal dat superboeiend is. Gleujetige nog en tow! Want, noondemiljaar, je gaat toch niet zo maar de grens (de breer) over zonder terug te komen met een mand vol kikzjozerije.
Wie niets van het verhaal van het Maastrichts wil weten, moet goed beseffen dat hij of zij wel eens behoorlijk op z’n klisterie zou kunnen krijgen van al diegenen die dit boek “Van Lang naar Kort Maastrichts” wél gaan lezen.