Duizenden jaren lang was onsterfelijkheid weggelegd voor de goden. Ieder mens veranderde uiteindelijk in een lijk.
Tegenwoordig willen verouderingsdeskundigen en trans- humanisten de sterfelijkheid opheffen. De eerste stap daartoe is dat mensen minstens honderd jaar in gezondheid kunnen leven om vervolgens snel en pijnloos de wereld te verlaten.
In werkelijkheid begint de aftakeling kort na ons pensioen en duurt dan zo’n vijftien jaar. Wat betekent dat voor hoe we ons verhouden tot de laatste levensfase? Hebben ziektes en aftakeling betekenis omdat ze ons voorbereiden op de dood? Is de zorglast van de laatste levensfase nog op te brengen als de hele samenleving ouder wordt? Zijn er grenzen aan de groei van de levensduur? Bestaat er zoiets als een juist moment van sterven?
In De toekomst van het sterven onderzoekt Huijer onze omgang met veroudering en de dood, zowel op persoonlijk als maatschappelijk en politiek vlak.
Dit boek is het zevende deel in de serie ‘Vitale ideeën voor de wereld van morgen’. Deze serie behandelt levensnoodzakelijke vraagstukken en onderwerpen, telkens met het uitgangspunt: hoe willen we dat de wereld er morgen uitziet, en wat moeten we daarvoor doen? Eerder verscheen o.a. Een land van kleine buffers van Dirk Bezemer, Nederland voedselparadijs van Barbara Baarsma en Wij zijn de stad van Floor Milikowski.