Philip Landau en Sara Lewender waren mijn joodse grootouders, geboren in Polen. Ze woonden in de Plantage Franschelaan in Amsterdam, nu Henri Polaklaan. Ik heb ze niet gekend. Wie waren ze en hoe zag hun leven er in Amsterdam uit?
Philip ontmoette Sara in Danzig en verhuisde met haar naar Lübeck. Broer Abram Landau kwam met zijn vrouw Perel over uit Polen. Beide broers werkten er in de suikerindustrie. Toen het er voor hen niet langer veilig was, vertrokken ze in 1932 naar Amsterdam. Daar richtten ze de Chocolade en Suikerwerkfabriek Gebr. Landau op.
In Amsterdam kwamen de families Landau tot bloei, niets was er ‘Voor Joden Verboden’. De broers leverden bonbons en marsepein aan De Bijenkorf en de HEMA. Abram was voorzitter van de Jiddische culturele arbeidersvereniging Anski, Philip was er toneelspeler. Hun vrouwen waren actief in het sociale leven, ze ontvingen thuis vele gasten.
Dit verhaal geeft een beeld van de gelukkige, vooroorlogse tijd van de familie Landau in Amsterdam. En van de dappere mensen, die hen in oorlogstijd met gevaar voor eigen leven hielpen. Het is gebaseerd op persoonlijke documenten: krabbeltjes, ansichtkaarten, brieven uit Westerbork en briefkaarten van broer Benjamin Landau uit het getto van Lodz, waarin hij schreeuwde om hulp. Zijn zoon stemde in met publicatie ‘…opdat velen het lezen.’
---
Tjitte de Vries (Sneek, 1951) studeerde rechten in Groningen. Werkte 35 jaar bij de provincie Groningen als milieuadviseur. Groeide op met een Joodse moeder en gereformeerde vader. Na vier jaar onderzoek naar zijn Joodse familieleden begrijpt hij pas nu dat ‘…niet het leven het hoogste goed is, maar recht en rechtvaardigheid’, een zin die hem bijbleef van zijn rechtenstudie.