Eugène Bakker wordt in 1930 op Sumatra geboren als zoon van een Friese vader en een Indische moeder. Hij heeft een heerlijke jeugd op Java totdat in 1942 de Japanners Nederlands-Indië binnenvallen en hij samen met zijn moeder en oudere broer wordt opgesloten in een interneringskamp. Van daaruit belandt hij uiteindelijk – als een van de weinige jonge jongens – in Baros 5, het meest beruchte mannenkamp op Java, waar hij is overgeleverd aan de huiveringwekkende praktijken van de Japanse bezetter.
Met een scherp oog voor detail vertelt Eugène over zijn oorlogservaringen en zijn latere leven. ‘Ik kan er nu goed mee omgaan,’ zegt hij onverschrokken, maar gaandeweg wordt steeds duidelijker dat de oorlog hem inhaalt en dat er bij tijd en wijle pijnlijke herinneringen komen bovendrijven. Baros 5 blijkt zijn leven voorgoed te hebben veranderd.