In Kerstcantate worden in vijf verhalen evenzoveel hoofdpersonen ten tonele gevoerd die zich rond kerst realiseren dat ze zich behoorlijk in de nesten hebben gewerkt. De een ziet zich voor de onmogelijke opgave geplaatst een Bachcantate uit te voeren, de ander moet zich vlak voor kerst zien te verzoenen met zijn adoptievader die niets voor hem betekent - en omgekeerd - en nummer drie is een middelbare scholier die in zijn eentje een huishouden bestiert waarin alles draait om zijn zwakzinnige broer.
In een realistisch verhaal over de ondergang van een homobelangenvereniging legt een barmedewerker het aan met een Syrische asielzoeker om zich tijdens zijn laatste dienst, eind december, te realiseren dat al zijn inspanningen voor niets zijn geweest. En in het slotverhaal ziet een bijstandsgerechtigde longkankerpatiënt zijn hondje sterven onder de kerstboom.
Vijf mensen die worstelen met hun seksuele voorkeur, met de spanning rond kerst, maar vooral met zichzelf. Setting: Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, begin twintigste eeuw; de winter is net begonnen, maar het vriest nog niet echt.