Jolien vindt na de dood van haar vader dozen met brieven waaruit blijkt dat haar oom Daan “iets” gedaan heeft in Nederlands-Indië. Deze oom heeft ze nooit gekend. De verhalen van haar oma
Nel over oom Daan waren altijd omgeven door een religieuze waas van schuldgevoelens; zij zou door haar tweede huwelijk haar zoon deze koloniale oorlog hebben ingejaagd. Haar oma koesterde een
soort heldenstatus voor haar zoon die als zeer gelovige jongeman uit naastenliefde oorlog ging voeren. Toch sijpelde er altijd iets anders doorheen, iets waar Jolien haar vinger niet op kon leggen.
Jolien gaat naar Maleisië en Indonesië op zoek naar het verhaal over haar mysterieuze oom die op Java begraven ligt. De oude brieven neemt ze mee om al lezend in de voetsporen van haar oom te kunnen treden. Met een combinatie van bravoure en ongerustheid gaat ze op onderzoek uit, waarbij haar eigen
hersenschimmen ook meereizen. Deze speurtocht loopt uit tot de ontdekking van een drama dat het imago van haar oom, familie en haarzelf volledig op zijn kop zet.
In deze roman beschrijft Regien Stomphorst de koloniale uitbuiting, die mede mogelijk is gemaakt door haar voorvaderen, niet via wetenschappelijke waarheidsvinding, maar door een universum te scheppen waar feiten en fictie met elkaar versmelten.