“Het Spaanse woord voor regen is lluvia, spreek uit: joebia. Er zit iets jubelends in, maar vreugdekreten ontsnapten niet uit mijn mond toen ik het Iberisch schiereiland binnenfietste en halt hield in een verregende, zondagse provinciestad. De plassen in de straten vulden zich met cirkels, en nog meer cirkels. Gesloten winkels. Roerloze auto’s. Een natte hond. Alleen de kerk was open. Ik nam plaats in de bewierookte bankjes en keek naar Jezus aan het kruis. Bidden is het summum van opportunisme voor wie nooit naar de mis gaat, dus ik bad om zon en om terugkeer van zomers geluk. Om de tijd te doden bleef ik heel lang zitten, onbeweeglijk. Maar tijd verstrijkt amper als je ergens bent waar je niet wilt zijn. Ik kon de regen uit de hemel horen vallen.”
Joost Pollmann (1957) is graag op reis, ondanks alles. Want onderweg wil het nog wel eens nat zijn: ook in Libanon, Brazilië en Nigeria kwam het met bakken uit de hemel. Het miezerde in Bradford, het onweerde aan het Vierwoudstedenmeer, het was kil in Sint Petersburg. Maar ook bij slecht weer is de wereld mooi en interessant, en het is de kunst om poëzie te zien in wat prozaïsch lijkt. In de in Sneu karma gebundelde reisverhalen is de verteller vaak beroepshalve op stap, als tentoonstellingsmaker of verslaggever. Maar soms fietst hij, op zoek naar licht aan de horizon.
In 2018 verscheen bij In de Knipscheer een eerste autobiografisch boek van Joost Pollmann, Schertsfiguur – Mijn leven in 15 stukken, dat in de Volkskrant beknopt werd omschreven als: “Haarlemse verhalen, van horror naar humor”. De combinatie van scherp observeren en lijdzaam je lot dragen, typeert ook Sneu karma – Regenachtige reisverhalen.