Leven met de Stem begon op een warme zomerse zondag-avond na afloop van een kerkdienst. Een gesprek tussen twee dominees: de één had gepreekt en de ander had geluisterd. Op de stoep van het kerkgebouw praatten ze nog wat na. Ze hadden elkaar nog nooit eerder ontmoet. Even elkaar de hand schudden.
Er werden nog wat woorden uitgewisseld over de preek. ‘Zien en zien is twee, of drie’. Je kunt simpel ‘kijken’; je kunt ‘onderzoekend en theoretiserend kijken’; en je kunt ook ‘een gewaarwording hebben van iets dat zich aan het blote oog onttrekt’.
Deze korte kennismaking zou de kiem leggen voor vele dialogen en avonturen die zo’n twintig jaar later zouden volgen. De persoonlijke levensverhalen van beide dominees zouden elkaar gaan verrijken op een manier die zij op die zondagavond onmogelijk konden bevroeden.
Vele jaren verder kijken ze nu terug. Achter hun gezamenlijke dialogen en avonturen onderkennen ze nog een ander verhaal; het allesbepalende verhaal van ieder persoonlijk. Dat is het verhaal dat niet zo gauw verteld wordt. Dan gaat het over een innerlijke dialoog: Leven met de Stem. Toch beseften beiden dat juist ook dit verhaal gehoord wil worden; over ‘dat wat zich aan het blote oog onttrekt’.