Nu standbeelden sneuvelen en het Nederlandse koloniale verleden opnieuw tegen
het licht wordt gehouden, is het hoog tijd om ons weer te verdiepen in de koloniale
letteren. Want is die besmette canon nog het lezen waard? En is het geen tijd om
Oeroeg en De stille kracht van hun sokkel te trekken? Waarom is er amper aandacht
voor de Surinaamse en Antilliaanse literatuur? En welke boeken en schrijvers zijn er
vergeten of over het hoofd gezien?
Namens De Groene Amsterdammer stelde Rasit Elibol De nieuwe koloniale leeslijst
samen: een bundel essays die de koloniale klassiekers aan een noodzakelijke
nieuwe lezing onderwerpen, maar daar bovenal iets naast en tegenover plaatsen.
Behalve ‘de Grote Drie’ van het Indische literaire erfgoed – Multatuli, Louis Couperus
en Hella Haasse – lezen we Frans Lopulalan en Suwarsih Djojopuspito, en kijken we
naar de grote schrijvers van Suriname, zoals Edgar Cairo en Astrid Roemer, en de
Nederlandse Antillen, van Boeli van Leeuwen tot Radna Fabias.
De nieuwe koloniale leeslijst biedt een essentiële dwarsdoorsnede van de koloniale
letteren, met werk van radicale denkers, conservatievelingen en vrijheidsvechters
dat laat zien wat er in bezette tijden gebeurde en welke nasleep dit had voor latere
generaties.
Met essays van onder anderen Alfred Birney, Yra van Dijk, Lotfi El Hamidi,
Theodor Holman, Warda El-Kaddouri, Michiel van Kempen, Tessa Leuwsha,
Lara Nuberg, Maaike Meijer, Marja Pruis, Alfred Schaffer, Manon Uphoff, Joost
de Vries en Gloria Wekker.