Op de valreep als arts afgestudeerd in Utrecht. Daarna direct door naar Westerbork. En van daaruit maakte Isaac Cohensius een lange en barre tocht naar diverse zogenoemde ‘Cosel-kampen’ in de buurt van Auschwitz-Birkenau. Dat waren dwangarbeiderskampen ten behoeve van de Duitse industrie, waar Organisation Schmelt een belangrijke rol speelde. Isaac was daar arts, waar hij een niet te benijden rol vervulde tussen de kampbewaking en collega-gevangenen. De arme Amsterdamse Joden vertrouwden hem vaak niet, terwijl de SS hem als Jood minachtte.
Isaac heeft in minimaal zeven van deze kampen in Opper-Silezië gewerkt: Niederkrich, Seibersdorf, Blechhammer, Sankt Anna, Faulbrück, Gräditz, Langebielau-Sportschule (Reichenbach). In Blechhammer ontmoet hij de Poolse zussen Eugenia en Frieda Lemberger. Eugenia bezwijkt aan vlektyfus, Frieda is ernstig verzwakt en haalt het net. Na de oorlog trouwt hij met Frieda. Later emigreren ze naar Israel. Over Westerbork en de eerste drie Cosel-kampen heeft Isaac zijn herinneringen rond 1947 op papier gezet. Hij heeft zijn verhaal nooit meer afgemaakt.
‘Naast het belang voor de specifieke geschiedschrijving van het artsenberoep en voor die van de vernietiging van de Nederlandse Joden, is dit boek ook van grote menselijke waarde. Dit ‘egodocument’ bezit een enorme kracht om mensen, iedereen die het wil lezen, te laten invoelen in hoe het was. Voor zover dat ooit mogelijk zal zijn.’
Hanna van den Ende