Nog voor hun deportatie werden de Nederlandse Joden volledig ontrecht. Een onderdeel daarvan vormde de verplichte inlevering van al hun bezittingen. Na de oorlog werd de roof via een proces van rechtsherstel voor het overgrote deel ongedaan gemaakt. Maar dat was voor lang niet iedereen het geval.
In de tweede helft van de jaren negentig ontstond in het spoor van de internationale restitutiebeweging een tweede kans. Daarnaast kwam naar voren dat aan overheid, banken en verzekeraars aanzienlijke bedragen uit onbeërfde Joodse nalatenschappen waren toegevallen, wat uit moreel gezichtspunt onaanvaardbaar werd gevonden. Bovendien bracht onderzoek aan het licht dat beurshandelaren actief bij de roof betrokken waren, wat alsnog aanleiding vormde om de door hen toegebrachte schade te verhalen.
In dit boek worden zowel het rechtsherstel als het hernieuwde restitutieproces kritisch onder de loep genomen. Waarom werd dat laatste hervat? Waardoor was het mogelijk dat de kleine Joodse gemeenschap een soms harde strijd met de Staat en machtige financiële instellingen succesvol kon afsluiten? Welke belemmeringen vond zij op haar weg? Wat was de rol van de commissies voor onderzoek en advies? Auteur werpt een nieuw licht op deze spannende periode aan het eind van de vorige eeuw die regelmatig voorpaginanieuws was.
Joop Sanders (Enschede, 1939) studeerde economie te Rotterdam. Hij was werkzaam in het bedrijfsleven en de non-profit sector. Zijn laatste functie was secretaris van het Centraal Joods Overleg van 1997-2001.