De Friese Anne is negentien jaar wanneer hij tekent als soldaat in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Eenmaal daar ontmoet hij Charlotte, de vrouw van zijn leven, en leiden zij een prettig leven.
Totdat de Japanners Nederlands-Indië binnen vallen. De Japanse overmacht slaat het Nederlandse leger neer en alle soldaten worden naar een interneringskamp vervoerd. Voor Anne is dit het begin van een verschrikkelijke tijd.
Charlotte is nog maar achtentwintig jaar als zij zwanger en met vier kleine kinderen als ‘buitenkamper’ onder barre omstandigheden moet zien te overleven. In Bandoeng leeft ze in de constante angst om met haar kinderen van een Nederlandse man te worden vastgezet in het vrouwenkamp.
Terwijl Anne in een krijgsgevangenkamp, vecht voor zijn leven probeert Charlotte zichzelf en de kinderen onder het Japanse regime in leven te houden. Wanneer Anne voor de derde keer wordt overgeplaatst, rijst de vraag of ze hem ooit nog levend terug zal zien.