Veel animo was er doorgaans niet om pastoor of predikant te worden op Schokland, het afgelegen eiland in de Zuiderzee dat meer geschikt was voor eenden en ganzen dan voor mensen. Veel geestelijken konden het harde leven op het armzalige eiland niet aan en stelden alles in het werk om overgeplaatst te worden. Mede daardoor kregen de Schokkers te maken met zielzorgers van diverse pluimage. Sommigen maakten zich schuldig aan zedenmisdrijven, hadden geestelijke problemen of raakten aan de drank. Maar er waren zeker ook geestelijken die veel betekend hebben voor de Schokkers, zoals pastoor Doorenweerd (links) in de jaren 1796-1808. Hij was een zeer wijs man die veel anekdotes en verhalen over de Schokkers op schrift gesteld heeft, waarvan in dit boek dankbaar gebruik is gemaakt. Ook pastoor Ter Schouw (rechts), die in 1856 naar Schokland kwam, was erg begaan met de in armoede gedompelde vissersbevolking, en hij zou de aanzet geven tot de ontvolking van Schokland in 1859. Alle geestelijken die op Schokland gewerkt hebben komen in dit boek aan bod, waardoor een indringend beeld ontstaat van het leven op het eenzame eiland in de Zuiderzee.