Dit boek is te omschrijven met het motto van de Spaanse filosoof Miguel de Unamuno: "Filosofie en religie zijn elkaars vijanden, maar ze kunnen niet zonder elkaar. Wie vrede hebben met 'leve het leven, want dood is dood', zijn ziek, ongelukkig of onoprecht.Een filosofie die niet maalt om ons voortbestaan voorbij het graf, verdwaalt in het labyrint. De Hel is te prefereren boven het Niets."
Volgens Unamuno zijn filosofie en religie weliswaar elkaars vijanden, maar kunnen ze eigenlijk niet zonder elkaar. Het verstand mag logisch redeneren en argumenteren naar believen, maar alleen het geloof bevredigt het algemeen menselijk verlangen naar voortduren voorbij het graf. Soms zoeken filosofen steun bij de wetenschap, maar de wetenschap heeft geen antwoord op de levensvragen, of de zin van het bestaan. Op dat punt laat de kritiek van de zuivere rede ons in de kou staan. De dichtkunst daarentegen, staat open voor intuïtie. Waar het gezond verstand zich houdt aan de zichtbare werkelijkheid, wil het geestesoog doordringen in het wezen der dingen. Voor Plato waren de mythen openbaringen van een bovennatuurlijke orde, de wereld van het zijnde. Daarin wortelde de waarheid die het doelwit is van de filosofie.
Immanuel Kant, die filosofie en religie scheidde, bezigt een cerebrale schrijfstijl met aan het Grieks ontleende termen om zijn wijsgerige oordelen te standaardiseren. Maar filosoferen blijft een vorm van literatuur, zoals de bovengenoemde dichter-filosoof in zijn werk demonstreert. En zo is ook de denker Nietzsche - die God doodverklaarde om in de levenswil een oude god te herontdekken - een dichter, de dichter-profeet van Zarathoestra.