De laatste jaren zien we een sterke groei van lokale initiatieven in de leefomgeving. Van gebruik van leegstaande gebouwen tot stadslandbouw op braakliggende terreintjes tot kleinschalige gebiedsontwikkeling. Het ging aanvankelijk vaak om tijdelijke projecten in de pauze van de ruimtelijke ontwikkeling veroorzaakt door de economische crisis. Maar burgers en professionals ontdekken hoe leuk het is om zelf je eigen leefomgeving vorm te geven - je eigen woning, je eigen buurthuis, je eigen sociale onderneming - om zelf de stad te maken. Nieuwe energie komt vrij, bewoners nemen het publiek domein in bezit, publieke waarden zijn belangrijker dan zoveel mogelijk geld verdienen, nieuwe vormen van collectieve samenwerking ontstaan. Maar na een aantal jaren enthousiast pionieren dienen zich vragen aan. Bijvoorbeeld hoe projecten die draaien op onvermoeibare vrijwilligers en/of tijdelijke subsidies gecontinueerd kunnen worden? Het denken in de tegenstelling bewoners-gebruikers versus overheid en marktpartijen is niet productief, maar hoe kunnen lokale initiatieven dan doordringen in de institutionele praktijk van ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling?
De volgende fase van de lokale initiatieven dient zich aan; hoe ziet die eruit?