1915 – De Grote Kroniek van Ieper
Ieper. Na de turbulente herfstmaanden van 1914 lijkt het er op dat de zwaarste bombardementen achter de rug zijn. Het soldatenleven gaat zijn gang in de kletsnatte loopgraven aan de Ieperboog en langs de IJzer. Veel weggevluchte en geharde burgers keren terug naar hun toegetakelde stad en zoeken onderdak in een of ander leegstaand huis, ruïne, kelder of in de kazematten. De levensomstandigheden zijn er nochtans benard. Kloosterzusters, priesters en hulpverleners rijgen de dagen aaneen met het verzorgen van zieken en gekwetsten. En met het begraven van de doden.
Het gebrek aan hygiëne, zuiver water en een bedenkelijke woonsituatie vormen de perfecte voedingsbodem voor een tyfusepidemie. Vaccinatiecampagnes om die ziekte in te dijken, stoten op de vooringenomenheid van de mensen. En ondertussen blijven de Duitsers Ieper bezoedelen met hun granaten en shrapnels. Elke dag opnieuw is er sprake van bominslagen, schade, doden, menselijke ellende. Ten noorden van Ieper krijgen de Potyze, het Wieltje, Sint-Jan, Zillebeke, de Menenstraat en het Hooge de volle laag. Dagelijks stromen duizenden militairen toe in Ieper, op weg naar die illustere plaatsen. In het modderige niemandsland bij het Hooge ligt het vol onbegraven lijken.
In het voorjaar is de hevige uitbarsting van de strijd bij de aarden heuvel van Sint-Elooi te volgen vanop de hoge stadswallen van Ieper. De gevechten laten zich voelen tot in de Kruisstraat. De Britten willen een eind maken aan de Duitse bezetting van Hill 60. Met ondergrondse mijnen blazen ze de heuvel op en nemen ze stormenderhand de gigantische kraters over. De Duitse bestorming om de verloren posities te heroveren, sleept vele dagen aan en dat zal Ieper gevoeld hebben. De hel breekt los in en rond de stad. De ene voltreffer volgt de andere. Doden en gewonden stapelen zich op. Rond Geluveld en het Hooge blijven de Britse aanvalsgolven maar komen. De extra verbandplaatsen langs de Augustijnenstraat kunnen het aantal militaire gewonden amper slikken.
Bij de Duitsers rijpte al een tijd het plan om een nieuw wapen in te zetten: gifgas. De Duitse gasinstallaties staan sluiks opgesteld in de loopgravenlijn tussen Steenstrate en Poelkapelle. Het is enkel nog wachten op de juiste windrichting. Het bevel ‘flessen open’ van 22 april brengt een inferno over de Westhoek. Vooral de Franse Territorialen bij Zuidschote/Boezinge vangen de dodelijke wolk. De breuk in de geallieerde linies is een feit. Het behoud van Ieper hangt aan een zijden draad. Dankzij 12.000 Canadese soldaten die zes dagen lang een vreselijke en dodelijke slag leveren en het heldhaftig verzet van Belgische grenadiers blijven de Duitsers echter steken op hun oude posities. 10.000 Canadezen zullen hun heldhaftige interventie niet overleven.
De hele tijd krijgt Ieper honderden brandbommen te verduren. De vlucht van burgers, soldaten, hulpverleners is algemeen. Ieper staat in vuur en vlam, ligt bezaaid met lijken, puin, aan stukken geschoten wagens, dode paarden. Alles hier ademt dood en vernieling uit. Ook Boezinge en omgeving bevinden zich in het oog van de storm. De Tweede Slag om Ieper duurt nog tot halverwege mei en brengt nog meer gasaanvallen met zich mee.
De resterende Ieperlingen moeten verplicht vertrekken. De stad is nu enkel nog maar een gevaarlijke doorvoerroute van en naar het front. Totaal onbewoond lijkt het hier nu effectief op ‘de dode stede’. De strijd om het Hooge en de Menenstraat blijft de zomer en de herfst beheersen. Het front voor Boezinge zinkt weg in de vergetelheid. In het najaar blijven de vertrouwde silhouetten van de verwoeste kathedraal en de verkoolde stompen van het belfort als dreigende skeletten toekijken op de schamele restanten van Ieper. De getuigenissen van militairen op hun gevaarlijke doortocht door de verdwenen stad zijn huiveringwekkend en angstaanjagend. De oorlog is nu voor heel lange tijd vastgelopen in de Ypres Salient.