In een inleidend overzicht wordt het wezen van de heilige graal beschouwd, met het oog op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de mens. Het graalchristendom dat uit deze ontwikkeling voortkwam, werkte tot het einde van de vierde eeuw in het 'johanneïsche christendom' en kwam als karmisch gemetamorfoseerde stroom in de orde van de tempeliers weer naar boven. In hun inwijdingsrituelen licht de impuls van de heilige graal op een nieuwe manier weer op.
Juist met betrekking tot de inwijdingsrituelen van de tempeliers is dit boek uniek in zijn soort, omdat het rituelen, die tot op de dag van vandaag onbekend zijn gebleven, tot in detail onthult. Voor een juist geschiedenisbeeld is deze kennis tegenwoordig noodzakelijk, omdat daardoor de motieven van het handelen van de tempeliers, alsook van hun tegenspelers, pas begrijpelijk worden.
In rijke beeldende taal worden in deze eerste band twee onderdelen van de inwijding in de hoogste graad van de orde geschilderd, het ochtend- en het avondritueel, zoals deze zich aan het einde van de dertiende eeuw voltrokken hebben. Daardoor voelt de lezer zich meegenomen op deze innerlijke reis, waarop de tempeliers-adepten zich begaven. Daarbij wordt hij aangezet tot eigen belevenissen aan de andere kant van de drempel.
Met de kennis betreffende het eerste en het derde inwijdingsritueel is voor de lezer de weg geëffend om ook het tussenliggende tweede onderdeel van de inwijding te begrijpen, wat een centrale rol gespeeld heeft bij de vernietiging van de orde. Dit zal in het tweede deel besproken worden.