Aan de hand van in kleur afgedrukte kunstwerken laat filosoof Arthur d' Ansembourg zien hoe filosofen nadenken over kunst. Hij bespreekt filosofische vragen die schuilgaan achter kunstwerken en laat zien hoe opvattingen over schoonheid en kunst in de moderne tijd radicaal veranderen. Aan bod komen vragen zoals: In welke zin getuigt het werk van Cézanne van een kritiek op de filosofie van Descartes? Wat hebben de filosoof Lyotard en de kunstenaar Newman ons te zeggen over het sublieme? Waarom heeft kunst volgens Rancière en Groys een politieke betekenis? Door de uitwerking van dergelijke vragen verschaft d' Ansembourg zijn lezers handvatten om met elkaar te filosoferen over kunst.In tegenstelling tot veel andere boeken over kunst wil hij vooral het kunstwerk zelf laten spreken. Beeldende kunst geeft volgens hem niet alleen iets te zien, maar bevat tevens een visueel antwoord op filosofische vragen. De kracht van deze aanpak blijkt als Arthur d' Ansembourg stilstaat bij: de morele functie van de kunst en de verbeelding van het kwaad, de rol van het lichaam in de ervaring van het kunstwerk, de actualiteit van het schone en het verhevene of de betekenis van het alledaagse in de hedendaagse kunst.