Hij had twee problemen. Het eerste: hij was zwart, hij was creatief, hij was intelligent, hij was wat eigenzinnig en hij kan schrijven. Het tweede: hij wilde graag een baan bij het GVB, het Amsterdamse Gemeentevervoerbedrijf. Maar dat laatste kon en mocht blijkbaar niet. Hoewel hij keer op keer slaagde voor de examens die hij moest afleggen, werd hem een vaste aanstelling in ambtelijke dienst bij de gemeente Amsterdam formeel gedwarsboomd. En waarom dan wel? Omdat degenen die bij het GVB op allerlei niveau's leiding moesten geven toestonden dat hij door collega's bij voortduring werd gepest en zwart gemaakt. Haat kortom - in zijn venijnigste vorm. De leiding van het GVB maakte in deze situatie een vreemde keuze. Men liet na de GVB'ers die zich aan deze overtreding van Artikel 1 van de Grondwet schuldig maakten ervan te doordringen dat wat zij deden onwettig was en dat het getreiter dus moest stoppen. In plaats daarvan koos de GVB-leiding voor de daders. Het slachtoffer werd tot schuldige verklaard. Dit draaide ten slotte uit op een bijna lachwekkende - maar daarom niet minder trieste - vertoning, waarbij door een Amsterdamse overheidsdienst honderden manuren werden besteed aan de vraag: 'Hoe lozen we deze koppige allochtoon?' 'Hoezo discriminatie?' beschrijft de lijdensweg van een zwarte Amsterdammer, die alleen maar aardig wilde zijn en zijn werk wilde doen. Hoewel hij zijn verhaal met de nodige humor en gelatenheid vertelt is het in feite een gruwelijke geschiedenis - zich afspelend in het zo tolerant genoemde Amsterdam.