Arbeids- en rusttijden is een onderwerp waarover of gekscherend wordt gesproken of over wordt opgeschept. Immers, er is een cultuur ontstaan waarin het maken van veel uren op een zekere bewondering kan rekenen. Deeltijdarbeid van 20, 32 uur per week is leuk voor vrouwen, maar echte kerels draaien op zijn minst toch ‘60, 70 of 80 uur’ per week. Arbeidstijden is niet alleen een makkelijk te meten onderwerp, het is ook een emotioneel onderwerp, omdat het ingrijpt in het sociale leven van de werknemer en zijn gezin en omdat er naar de arbeidstijd wordt betaald en geld een belangrijke rol speelt in onze samenleving; er wordt een bepaalde status aan ontleend en geeft aan welke mogelijkheden er zijn in het besteden van vrije tijd. Bij een kwalitatieve beschouwing van de problematiek van arbeidstijden blijkt er meer achter te zitten. Arbeidstijden zijn dan een factor die meedoet in de organisatie van de arbeid. De wet gebruikt nota bene ook de terminologie: ‘de werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat …’. Met de organisatie van de arbeid wordt bedoeld dat een ondernemer (nauwkeurig) moet inventariseren wie waar en wanneer en op welke plek wordt ingezet. Daarbij geldt dat de inzet van de factor arbeid wat betreft duur en plaats in de dag of in de nacht in veel bedrijven de grootste kostenpost is. Dat maakt dat in het algemeen over de inzet van arbeid – zeker bij grote(re) arbeidsorganisaties – goed moet worden nagedacht. De organisatie van arbeid is een complex proces dat om die reden een serieuze benadering verdient. Dat betekent ook dat goede arbeidstijdenwetgeving altijd complex zal zijn; simpelweg, omdat de materie complex is. Dit boek geeft inzicht in deze complexe wereld van de arbeidstijdenwetgeving.
Bij het tot stand brengen van dit boek is veel aandacht geschonken aan parlementaire stukken, literatuur en de rechtspraktijk. Om de toegankelijkheid van het boek te vergroten is gebruikgemaakt van een fijnmazige hoofdstukindeling, zodat een bepaald onderwerp snel is terug te vinden. Ook is ervoor gezorgd de leesbaarheid optimaal te doen zijn.
Over de auteur
Mr. dr. J. van Drongelen: universitair hoofddocent Sociaal Recht en Sociale Politiek Universiteit van Tilburg.