Dit boek handelt over de rol van het pandrecht en het retentierecht in het handelsverkeer. Onderzocht wordt in hoeverre logistieke dienstverleners en banken een vlot handelsverkeer kunnen en mogen belemmeren door middel van een beroep op een pand- of retentierecht. Een beroep op een van de genoemde zekerheidsrechten geeft de schuldeiser immers de bevoegdheid om de afgifte van de zaak te weigeren zolang de aan hem verschuldigde vordering niet is voldaan.
Het pand- en retentierecht van de fysieke distributeur, de bewaarnemer, de cargadoor, de stuwadoor, de expediteur en de vervoerder wordt besproken. Het gaat daarbij om de uitoefening van een zekerheidsrecht op een roerende zaak. Verder wordt het pandrecht van de bank die betrokken is bij een documentair krediet behandeld. De bank kan tevens een beroep doen op een retentierecht uit de wet. Daarom wordt ook het pand- en retentierecht op een cognossement behandeld.
De aandacht richt zich in dit boek in het bijzonder op drie onderwerpen. In de eerste plaats komt de wijze van totstandkoming van het pand- of retentierecht aan de orde. In de tweede plaats wordt de vraag beantwoord voor welke vorderingen het pand- of retentierecht kan worden uitgeoefend en jegens wie het zekerheidsrecht kan worden ingeroepen. In de derde plaats wordt onderzocht op welk moment het zekerheidsrecht eindigt. Een antwoord op deze vragen is gevonden door middel van een analyse van wetgeving, rechtspraak en literatuur. Daarbij wordt ook gebruikgemaakt van rechtsvergelijking, in het bijzonder met het Engelse en Duitse recht.
Over de auteur
Mr. H. Logmans studeerde Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en promoveerde op bovenstaand proefschrift op 7 oktober 2011.