De vraag wat goed bestuur is en wat goede bestuurders zijn, is geen vraag naar methoden, technieken en de bijbehorende competenties. Het is een vraag naar waar dat besturen goed voor is en welke deugden dat vereist van bestuurders. Bestuurders dienen de instituties die zij besturen. Die instituties zijn ingesteld met het oog op hun bijdrage aan de samenleving. Deze kunnen ook slechts bestaan dankzij die samenleving en alle hulpbronnen die de samenleving hen ter beschikking stelt. Van bestuurders mag daarom verwacht worden dat zij zorgzaamheid betrachten ten aanzien van de samenleving en haar hulpbronnen. En dat ze er naar streven de bijdrage van de organisatie aan de samenleving te maximaliseren. Dat geldt evenzeer voor staatsinstellingen als voor not-for-profit organisaties en bedrijven. ‘Dienstbaar en zorgzaam’ zijn dus belangrijke kwalificaties van goede bestuurders. In het boek De Goede Bestuurder wordt onderzocht wat dat betekent voor de praktijk van het besturen.
Pieter Wijnsma: ‘Ik ben in mijn werk en in mijn filosofische onderzoek het meest geïnteresseerd in die vormen van ethiek (en de daarbij behorende opvattingen over leven en werken en de inrichting van de samenleving), die gestoeld zijn op onderkenning van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van anderen en het besef van het eigen tekort en de noodzaak om daar een leven lang aan te blijven werken. In een gepaste mate van bescheidenheid en dankbaarheid jegens alle anderen die je daarbij behulpzaam zijn of zijn geweest. En in het besef dat wij voor ons leven afhankelijk zijn van wat de natuur ons schenkt en dat dat geschenk dus een gedeeld en kostbaar goed is’.