De schrijfster ontmoet haar partner op vijfendertigjarige leeftijd. Na ruim een jaar is er een kinderwens en negen maanden later een eerste zwangerschap. Een gezonde zoon wordt geboren. De verwachting is dat een tweede zwangerschap snel en probleemloos zal volgen. En dat is ook zo. Maar na krap twee maanden eindigt de zwangerschap in een miskraam. De zwangerschappen volgen elkaar snel op, maar de miskramen ook. Ligt het aan de kwaliteit van de eitjes, wat de zorg in Nederland suggereert? Of speelt de vleesboom in de wand van de baarmoeder parten? Keer op keer sturen gynaecologen de schrijfster naar huis met het bericht: "U heeft nog zoveel procent kans, het lukt vast nog wel." Maar de schrijfster besluit niet met hagel te willen schieten en te wachten op een volgende miskraam.