De Zaanstreek wordt regelmatig betiteld als het oudste industriegebied van Europa. Nergens waren zoveel houtverwerkers en scheepswerven. Maar toen het college van B&W in Zaanstad het verzoek kreeg om onderzoek te laten doen naar het koloniale en slavernijverleden van de regio was de reactie aanvankelijk afwerend. 'De samenhang met slavenhandel zal waarschijnlijk hoogstens indirect zijn', luidde het bestuurlijke antwoord. Maar klopt dat wel?
Het wemelde in de Zaanstreek van de houtzaagmolens en scheepswerven. Zouden die honderdduizenden planken en de nieuwgebouwde boten geen rol hebben gespeeld bij het vaderlandse kolonialisme in de zeventiende en/of achttiende eeuw? De superieure scheepsbeschuit uit Wormer en Jisp zou toch ook wel op slavenschepen genuttigd zijn? Profiteerde de grootschalige Zaanse voedingsindustrie niet van de dwangarbeid op de plantages? Waarom kregen Surinaamse slaafgemaakten achternamen toebedeeld als Zaandam, Wormer, Zaan en Assendelft? Hoe kwam de Surinaamse plantage Sardam aan die naam? En waren er niet meerdere Zaankanters (mede-)eigenaars van dergelijke mensonterende productiegebieden?