In 1985 overleefde de Australische filosofe en feministe Val Plumwood ternauwernood een aanval van een krokodil, terwijl ze met de kano het Kakadu-reservaat verkende. Ze schreef er twee prachtige essays over. Die werden voor dit boek voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Plumwood ziet haar ontmoeting met de krokodil als een wake-upcall. Ze stelt dat de westerse cultuur beïnvloed is door een dominant verhaal dat mensen scheidt van dieren en van de natuur. Dat leidt tot een ontkenning van onze ware dierlijkheid. Deze ontkenning heeft ernstige gevolgen voor onze relatie met voedsel, met de dood en met het milieu. Onze plaats in de natuurlijke orde erkennen, en ons ermee verzoenen, is noodzakelijk om de milieucrisis aan te pakken.
“Als we onszelf in eetbare termen begrijpen worden we gedwongen stil te staan bij zowel onze lichamelijkheid als onze dierlijkheid. De blik van de krokodil kijkt voorbij onze pretenties, legt Plumwood uit, voorbij het idee dat we een superieur wezen zijn dat de controle heeft en zich aan de top van de voedselketen bevindt, en ziet dat we ook maar gewoon een dier zijn, een bepaald soort voedsel – voedsel met kapsones.”
(Lisa Doeland)
“Het feit dat we voedsel zijn, is geen onbelangrijk of onbeduidend kenmerk van ons menselijk bestaan. Wij zijn sappige, voedzame lichamen.”
(Val Plumwood)