Zodra onze navelstrengen worden doorgeknipt, zitten we nergens meer aan vast. Heerlijk, die vrijheid. En ook: doodeng. Plots staan we er alleen voor. Met elkaar. Stukje voor stukje dromen we onszelf aan elkaar. Gretig grijpen we naar vluchtig geluk. Op het station, bij de zelfscankassa en op social media. Als niemand kijkt, smijten we driftig met verdriet. Zwijgend vegen we de scherven op. Deel de lusten door de lasten en de liefde blijft over. Je weet wel, die eeuwige breuk die ons keer op keer heldhaftig heelt. Laten we samen dromen dragen, tot winter weer in harten
sneeuwt en zwaarte zacht van schouders schreeuwt:
ik wil alleen
nog maar
v e r t r a g e n.