De vijftienjarige Alexander wordt op een ochtend wakker met acute buikpijn. Lopen lukt niet meer. En er zit opeens een bult onder zijn rib. Op de spoedeisende hulp wordt niets afwijkends gevonden. Mogelijk valt het mee? Wat volgt is een jarenlange medische zoektocht terwijl Alexander dag in dag uit onmenselijk veel pijn lijdt.
Hij bezoekt specialist na specialist, maar een diagnose komt er niet.
Zijn omgeving begint al snel te twijfelen: heeft Alexander nou echt íéts of niet? Stelt hij zich aan? Verzint hij alles soms?
Bij Alexander slaat de twijfel bij vlagen ook toe: bestaat pijn wel als het onvindbaar en naamloos is?