Terwijl landen als Frankrijk, Spanje en Engeland in de late Middeleeuwen werken aan natievorming en de bouw van staatsinstituties, blijft Italië een intens verdeeld en verbrokkeld land, waar rivaliteit en vijandigheid de boventoon voeren. Dit ook door toedoen van de Kerk, die ‘verdeel en heers’ systematisch inzet als strategie om de seculiere wereld buiten de deur te houden en de eigen macht te conserveren. De gewoonte om vreemde troepen binnen te halen en wispelturige huurlegers in te zetten draagt nog verder bij aan de algehele verwarring.
Intussen bereiken Italiaanse steden en staatjes toch eenzame hoogten in Europa, dankzij een florerende handel en een ongekende accumulatie van kapitaal. Mede door de onderlinge competitie, maar zeker ook onder invloed van het mecenaat – voor de rijke middenklasse en de elite een manier om prestige te verwerven – ontwikkelt Italië zich tot een fabelachtige artistieke werkplaats. Kunst en wetenschap komen tot een uitbarsting in de gedaante van een herleving van de klassieke cultuur, maar brengen ook vernieuwing. Na Italië, de donkere eeuwen (400-1000) en Italië, de opkomst van de stadstaten (1000-1250) brengt dit boek de fascinerende periode van de Italiaanse renaissance tot leven via vertellingen over de grote figuren van die tijd en de wederwaardigheden van de belangrijkste Italiaanse steden. Het sluitstuk ligt rond 1500, als met de val van Constantinopel en de ontdekking van Amerika de focus van Europa zich meer op het Westen gaat richten, met als gevolg een verschrompeling van de rol van Italië.