In 1943 bestaat Tsjechoslowakije niet meer (München), toch ijvert de exil-regering in Londen voor het toekomstig herstel van deze democratische staat. Drie officiële reizen naar Moskou, beschreven door twee adviseurs van president Beneš, geven een boeiend inkijkje achter de coulissen. Het Rode Leger rukt immers snel in westelijke richting op. De Tsjechen willen een zekere controle op de ontwikkelingen houden door ‘erbij te zijn’: het in civiel bestuur overnemen zodra een gebied bevrijd is.
De lezer is getuige van de gesprekken in het Kremlin met Stalin en Molotov, hij raakt verzeild in de opstand die eind augustus ‘44 in Slowakije uitbreekt, hij doet impressies op van Moskou, Kiev en Lvov, en reist met de president en de ‘coalitieregering met communisten’ in de trein naar door het Rode Leger bevrijde Praag. Alle diplomatieke inspanningen zijn niet tevergeefs geweest. De democratie, weliswaar in afgezwakte vorm, blijft in stand. Na drie jaar vindt Stalin het wel genoeg. In februari 1948 nemen de communisten de macht over.