In dit ontroerende korte verhaal verkent de schrijver zijn verwantschap met een inmiddels lang geleden overleden jongen. Zijn alter gaat een vriendschap aan met Eduard, een Joodse jongen die leefde in Utrecht tijdens de tweede Wereldoorlog. Ze delen avonturen, blijdschap en machteloze woede. Zo ontstaat een blijvende vriendschap voorbij de grenzen van tijd en ruimte en de gruwelen van de Nazi terreur.