Toch leidt door de jaren de constante aanvallen van paniek tot een soort loutering. Je raakt niet meer zo snel van slag af en je weet dat mensen niets aan je kunnen zien. Als je het mantra: ‘rustig blijven’, maar genoeg herhaalt verdwijnt de aanval vanzelf. De tijd tussen het opkomen en het verdwijnen duurt een eeuwigheid. Het is net alsof er geen verleden en geen toekomst meer is. Het besef van tijd lijkt verloren te gaan. De onzichtbare vijand heeft tot taak om mijn eigen grenzen te bewaken. Tot hier en niet verder. Schijnbaar is hij er om mij te beschermen, maar vreemd is het wel.’