Eind juni 1943 vonden in Amsterdam grootscheepse razzia’s plaats waarbij ruim 5000 Joodse Amsterdammers werden opgepakt en afgevoerd. Zo ook mijn familie. Ze woonden in de Lepelstraat 83-III, in de Joodse wijk achter theater Carré.
De vrouw van mijn vader, Jeannette van Praag, hun acht maanden oude dochtertje Ina Sonja, zijn moeder Sara Waterman en broer Isaäc werden op zondag 20 juni ‘s ochtends vroeg door de Amsterdamse politie uit hun huis gehaald. Daarna volgde de reis naar Westerbork, ze verbleven er twee weken. Op 29 juni gingen ze op transport naar Sobibor waar ze bij aankomst op 2 juli direct omkwamen.
Mijn vader was niet thuis toen de razzia plaatsvond en is de enige van de familie die de Holocaust overleefde. Hij sprak zijn verdere leven met geen woord over wat er gebeurd is. De namen werden nooit genoemd, de verhalen nooit verteld. Alsof de geschiedenis van onze familie pas in 1945 begon.
Door gebeurtenissen die de derde en vierde generatie van onze familie troffen, kwam ik op het spoor van onze verzwegen familiegeschiedenis. Om de verloren familie hun plek in onze geschiedenis weer in te laten nemen, ging ik terug naar Auschwitz en Sobibor.