Kan cultuur voor wereldvrede zorgen? Volgens Stephanie D’Hose valt daar iets voor te zeggen. De politica schrijft over de impact die een balletvoorstelling op haar had, als klein meisje uit Roeselare. Ze trekt ten strijde tegen vooroordelen en clichés over de cultuursector – een rode draad in haar carrière, want D’Hose stond letterlijk al mee op de barricades. En ook als eerste burger van België, de rol die ze als Senaatsvoorzitster speelt, is het sterke internationale imago van onze cultuursector een troef. Tegelijk is ze niet blind voor wat de sector bedreigt. In oorlogen worden culturele iconen platgebombardeerd, en in onze contreien steekt zelfs een heuse cultuuroorlog de kop op. Te veel politici zien in cultuurwerkers, van acteurs over vrijwilligers tot technici, een gemakkelijke boksbal. Nochtans staat de maatschappelijke én economische meerwaarde van die groep als een paal boven water. Daarom werpt D’Hose zich zonder taboes op als beschermvrouw. Ze gaat geen moeilijke vraag uit de weg, maar trapt ook niet in de val van het doemdenken. Dit boek leest als een liefdesbrief aan een te vaak ondergewaardeerde sector.