Toen een nieuwe nucleaire installatie in werking werd gesteld, gingen de dingen vreselijk fout: het Chinasyndroom. Een complete meltdown ontstond, de nucleaire plant gleed effectief naar het centrum van de planeet en een onvoorstelbare explosie volgde, waarbij de planeet Aarde in stukken uiteenvloog. Uit de aardkorst vormden zich brokstukken, landmassa’s genoemd, die in de ruimte werden gekatapulteerd met mensen, dieren, vegetatie en gebouwen er nog op. Dankzij de zwaartekracht kon op deze landmassa’s het leven nog een tijdje voortgaan. De weggeslingerde delen vlogen in de richting van Venus en de zon, en andere naar Mars. Zal de mensheid of een deel ervan dit alles overleven?
Het onderwerp is een nieuw item in de wereld van de sciencefiction waar het einde van de mensheid meermaals in vraag is gesteld, maar waarbij de planeet zelf zelden tot een einde kwam. Er is daarenboven het probleem hoe de tijd na het einde ingevuld moet worden. Nochtans is daar een oplossing voor.
De dissertatie die op het verhaal volgt, opgesteld door een prelogische zeventienjarige auteur, dateert van hetzelfde jaar 1967 toen het verhaal voor het eerst vorm kreeg, gebaseerd op de knowhow van toen, en later ietwat aangepast aan de verder gevorderde stand van zaken op het gebied van de wetenschap. Raymond Corremans heeft technisch onderwijs (handel & administratie) gestudeerd en vervolgens een loopbaan in dienst van de stad Antwerpen gevolgd. Andere boeken van hem zijn: Magnum Opus, het leven en werk van Johannes, Hubert, Lambert en Margaretha Van Eyck, 2018, De Kermis van Hoboken, een episode uit het leven van Pieter Bruegel de Oude, 2019, The Chrysopoeia of Johannes Van Eyck, 2020, De weg naar kapoeres, 2022.