In 1600 trokken gevluchte Antwerpse lutheranen in een schuilkerk aan het Spui
in Amsterdam. Ze werden gedoogd door het calvinistische stadsbestuur, maar
niet erkend. Dat veranderde in de loop van de 19e eeuw, nadat de vrijheid van
godsdienst werd ingesteld. De in Amsterdam geboren architect, aannemer en
makelaar Carel Bögeholtz speelde een voorname rol in dit emancipatieproces.
Onder invloed van het Luthers Genootschap, waar Bögeholtz een belangrijke
positie bekleedde, ontworstelden de geloofsgenoten zich aan hun onderschikte
positie ten opzichte van de hervormden. Ze bouwden scholen, jeugdverenigingen
en lieten een eigen vakbond oprichten. De lutheranen opereerden niet langer in
de schaduw, maar kregen aanzien en werden zichtbaar in het stadsbeeld.