Op maandag 30 januari 1933 neemt Joseph Roth de ochtendtrein naar Parijs. Thomas Mann houdt zich in München de volgende tien dagen nauwelijks bezig met politiek, maar werkt aan een lezing over Richard Wagner. Het gebeurt allemaal razendsnel. Februari is de maand waarin ook voor schrijvers in Duitsland alles verandert en beslist wordt. Uwe Wittstock schetst van dag tot dag in een collage van dagboekfragmenten, columns en mediaberichten hoe het rijke literaire leven van de Weimarrepubliek in enkele weken plaatsmaakte voor een lange winter. Een loden tijd voor de gebroeders Mann, Erich Maria Remarque, Vicki Baum, Alfred Döblin, Irmgard Keun en vele anderen, waarin het net steeds strakker werd aangetrokken.
Hitlers ‘machtsovername’ leidde onmiddellijk tot een ramp voor de literatuur en haar schrijvers in Duitsland, met boekverbrandingen en ballingschap tot gevolg. Dit boek beschrijft de sfeer van die dagen, gekenmerkt door angst en zelfbedrog, passiviteit of vastberadenheid. Wie slijmde bij de nieuwe machthebber, wie moest vrezen voor zijn leven en vluchten? Op basis van deels ongepubliceerd archiefmateriaal ontstaat een caleidoscopisch en overweldigend beeld van een gewelddadige tijd. Wittstock laat op indrukwekkende wijze zien hoe brutaal en grondig de onvrijheid van denken, lezen en schrijven de cultuur van een maatschappij kan vernielen.