In de blote belhamel gunt Gino Van Wynsberge (1961) ons een inkijk in zijn jeugdfratsen. Zijn liefdevolle ouders gooiden voor hem twee keer zes. Toch liep zijn leven grillig in allerlei richtingen. Van het tuinpad van zijn grootvader over de kraanrails van zijn vader en het basketveld van de Broederschool naar het paradeplein van de Cadettenschool.
Nu beleeft hij zijn tweede jeugd en blikt terug. Was zijn eerste jeugd louter een optelsom van toevalligheden of een gevolg van bewuste keuzes?
Of, hoe vaak heb jij toeval al uitgelegd als een logisch gevolg van jouw weloverwogen beslissingen?