Pecunia non olet ('Geld stinkt niet') is een Latijnse uitdrukking, een geparafraseerde
opmerking van keizer Vespasianus, volgens de geschiedschrijver Suetonius (bron:
G.J.M. Bartelink, 1981. Suetonius over het taalgebruik van enige Romeinse keizers.
Hermeneus 53: 18-22 in Wikip.) De staatskas was leeg door een grote brand.
Tevens waren gebouwen in deplorabele toestand. Als gevolg van de opstand van
de Batavieren. Keizer Vespasianus had geld, veel geld nodig om Rome te herbouwen,
met name om het Colosseum (zie afbeelding) te bouwen teneinde zijn imago op te
krikken. Een belasting op urine werd ingevoerd. Deze belasting werd opgelegd aan
eigenaars van publieke pispotten en latrines, waarin voorbijgangers urineerden en
waarin buren hun pispot leegden. De eigenaars verkochten de urine aan wasserijen
en de lakennijverheid. De overlevering wil dat zijn zoon Titus aanmerkingen had op
de urinebelasting, zou de keizer volgens Suetonius geantwoord hebben dat het geld
niet stonk, ook al kwam die van de urine. De herkomst van de belasting is niet relevant,
als de staatskas maar wordt gevuld. In Leiden bestaat een fiscaalrechtelijk dispuut
‘Pecunia Non Olet’. (bron: dispuut-pecunia-non-olet/>).