“Het was eind augustus 1967 toen ik, bijna 51 jaar, voor het eerst een ontmoeting had met Joca, die toen op enkele maanden na 20 jaar was. [...]. We zaten in de roef van haar boot wat te babbelen, Joca, haar zus en een vriendje, toen haar zus een onbenullige opmerking maakte die aanleiding was voor een reactie van Joca. Ze haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen dat ik haar zus maar niet al te serieus moest nemen en keek mij aan met een blik die ik verder nooit van iemand heb gezien, een blik als een bliksemstraal die insloeg op de bodem van mijn ziel. Op dat moment wist ik dat ik reddeloos verloren was, willoos overgeleverd aan mijn lot.”
- Fragment uit 'Ik, Paul Koning' -
Kunstenaar Paul Koning gaat naar de Werkplaats in Bilthoven en moet zich als leerling en schoonzoon vervolgens losmaken van Kees Boeke, de charismatische oprichter van die school, krijgt grote opdrachten in de openbare ruimte, deelt een atelier met Appel en Corneille in Parijs en woont een groot deel van zijn leven afgezonderd in de Eempolder.
Dit boek gaat niet alleen over zijn kunst, maar ook over zijn allesverzengende liefde voor een jonge vrouw, die hij maar kort heeft gezien. Bijna dertig jaar lang beheerst deze vrouw zijn werk, ook al leeft ze in een ander deel van de wereld. Als je dit boek hebt gelezen zul je Paul Koning nooit meer vergeten.
"Ik had eerlijk gezegd nog nooit van Koning gehoord, maar ik heb de tekst met grote belangstelling gelezen, een boeiend leven en kunstenaarschap, beide gedomineerd door een ‘ferne Geliebte’, echt de moeite waard en ook mooi, sereen en helder opgeschreven.”
- Marc Beerens, uitgever -