Piet Mondriaan heeft een heel eigen stijl van werken ontwikkeld. Fenomenologisch onderzoek heeft laten dat het vorm- en keurgebruik bij kunstenaars verband houdt met "vormkrachten" in de prenatale ontwikkeling van de kunstenaars.
Het was Leonardo da Vinci die deze "vormkrachten" voor het eerst zag in het werk van tijdgenoten. Hij schreef ze toe aan de "ziel" van de kunstenaar. In zijn "Trattato della Pittura" ga hij aan dat "een ziel de mens heeft gevormd, en als die mens zelf scheppend bezig gaat, zie je in zijn werk het uiterlijk van de kunstenaar terug, zo niet het gelaat of de gestalte, dan toch de "ziel" van de kunstenaar."
Harry Holtzman, een jonge Amerikaanse student in de beeldende kunst, zag in januari 1934 de overeenkomsten in de vormabstracties in het werk van Mondriaan en dat van hemzelf. Holtzman zocht Mondriaan op in zijn Parijse atelier in december 1934. Ze spraken elkaar bijna dagelijks. Toen Holtzman na enkele maanden terug ging naar New York, ontstond er een briefwisseling. Het was Holtzman die Mondriaan in 1940 overhaalde om naar New York te komen. Daar ontstonden de "Boogie Woogie" schilderijen