In dit boek beschrijft Yves Decock de onmogelijkheid van Oostenrijk-Hongarije om zich tussen 1867 en 1914 zo te hervormen dat ook de Slaven konden deelnemen aan het bestuur van de staat. Ook de twee opvolgersstaten, Tsjechoslovakije en Joegoslavië, slaagden er niet in om bevredigende federale staten te creëren en vielen uiteen.
De auteur ziet in deze lange geschiedenis van het uiteenvallen van Oostenrijk-Hongarije het bewijs voor een aantal stellingen:
De Europese Unie is niet het resultaat van het afwijzen of overstijgen van het nationalisme na de Tweede Wereldoorlog maar werd slechts mogelijk na het realiseren van het nationalistisch programma: de creatie van taalkundig homogene natiestaten in de periode vanaf de Franse Revolutie tot ver in de 20ste eeuw. Vanuit dat oogpunt is de Europese Unie de realiteit geworden droom van de Italiaanse nationalist Mazzini.
Ten tweede was het nationalisme een progressieve kracht die intrinsiek verbonden was met de liberale stromingen vanaf het eind van de 18de eeuw. Nationalisme en democratisering waren geen tegengestelde ideologieën maar wel twee kanten van een munt: conceptueel stonden ze op zich maar in de feiten vielen ze samen.