Ongeveer 1 miljoen inwoners van de Sovjet-Unie collaboreerden met de nazi’s. Dat is een opmerkelijk feit, want de nazi’s konden dankzij hun rassenpolitiek toch niet echt aangezien worden voor bondgenoten. En toch gebeurde het. Door de afkeer van het bolsjewisme en de hoop op nieuwe vrijheid werd een horizon zichtbaar waarbij collaboratie tussen de Sovjetvolkeren en de Duitsers een beter alternatief leek te bieden dan het ‘Sovjetparadijs’. Historische onderdrukking en bloedige ervaringen speelden daarbij, vooral bij Oekraïne, de Krim en de Kaukasus volkeren, een grote rol. Maar er waren ook Russen die terugverlangden naar de tsaristische tijden van weleer. Er was binnen nazi-Duitsland veel weerstand tegen deze collaboratie, maar anderen waren praktischer, en zagen in de hulp van Sovjetcollaborateurs juist de oplossing voor de langdurige veldtocht in het oosten. Door dit alles kwam er een moeizaam maar uiteindelijk zeer grootschalige collaboratie tot stand. Aan de hand van documenten en literatuur wordt er inzicht gegeven in de grote lijnen van deze bijzondere gebeurtenis. Een dramatisch feitencomplex ook, want met de ondergang van het Derde Rijk kwam het vrijheidsstreven van de ‘Osttruppen’ op losse schroeven te staan, en tekende zich een verschrikkelijk einde af.