In 1927 verscheen postuum Oud-Achterhoeksch boerenleven het geheele jaar rond van meester (onderwijzer, streekhistoricus en volkskundige) Hendrik Willem Heuvel (1864-1926). Het bleek een meesterwerk te zijn, waarin Heuvel het plattelandsleven van zijn jeugd beschrijft van januari tot december, bezien door de ogen van een twaalfjarige jongen. In 2020 verscheen een herziene en geannoteerde twaalfde uitgave van het werk met duizenden voetnoten, getiteld Oolde, mijn Oolde.
Heuvel heeft veel méér over zijn leven geschreven, waarvan het grootste deel echter nooit eerder verschenen is. In het huidige deel, Weg van Oolde, beschrijft Heuvel zijn vormende jaren, tussen zijn veertiende (1878) en zijn zevenentwintigste levensjaar (1891), het jaar van zijn huwelijk. In 1890 moest hij, die zo worstelde met heimwee en zo gebonden was aan thuis, het ouderlijk huis verlaten om zijn beroepsleven elders te vervolgen, allereerst als schoolhoofd in Gelselaar. Voor Heuvel was het ouderlijk huis met de directe omgeving als de ‘hof van Eden’. Net als Adam en Eva moest ook hij, zij het om andere redenen, zíjn hof van Eden verlaten om zijn weg daarbuiten te vinden, te midden van vele dorens en distelen. Maar daarbuiten kan de herinnering aan die heerlijke hof nooit vervagen; elke keer doemt het paradijs van de jeugd ‘in stille mijmering’ weer op, met al de liefelijkheden die erbij horen en die des te harder contrasteren met de distels van het volwassen leven.
Deze uitgave is verzorgd door Leo van Dijk, Arend Heideman, René Nijhof, Willem Ouweneel (hoofdredactie), Tonny Roeterdink en Gerda Stokreef-Braakman.