Na de Eerste Wereldoorlog herrees Hongarije als natiestaat uit
de as van de dubbelmonarchie. Rijksregent en admiraal zonder
vloot Miklós Horthy speelde daarbij een cruciale rol. De
weg naar zelfstandigheid was niet eenvoudig voor de Hongaren.
Kort na de Eerste Wereldoorlog pleegden de communisten
een staatsgreep en de Ententemachten, en in het bijzonder
de Pan-Europeanen onder hen, deden daarna een poging het
Habsburgse Rijk te herstellen.
Horthy kwam daarmee als oud vleugeladjudant van de Oostenrijks-
Hongaarse troon in een lastig parket terecht. Horthy
koos voor Hongarije maar bleef een speelbal van de grootmachten.
Na 1933 was dat bovenal Nazi-Duitsland dat Hongarije
meesleurde in de veldtocht tegen de Sovjet-Unie. In
1944 naderde het Rode Leger de Hongaarse grens en was
Horthy genoodzaakt van front te wisselen. De Duitsers sloegen
genadeloos toe, brachten de fascistische Pijlkruizers aan
de macht en vervolgden de Hongaarse joden.
Na de oorlog verdween Hongarije achter het IJzeren Gordijn,
tot de Pan-Europeanen uiteindelijk vanuit het grensplaatsje
Sopron het IJzeren Gordijn hielpen afbreken in 1989. Hongarije
keerde terug in de Europese moederschoot, maar met
gemengde gevoelens. De huidige Hongaarse politiek onder
Viktor Orbán is daar nog altijd een representant van.