Er zijn wereldwijd een heleboel ouders die bij leven een potje van hun religiositeit gemaakt hebben, zoals mijn biologische ouders. Ze waren evenals andere kwaadaardige gelovigen ook zeer slechte mensen of wellicht nog veel erger. Ze waren vrome Katholieken die in de vroege ochtend hun eerstgeboren zoon in de Surinaamse binnenstad onder het afdak van een bioscoop (De Paarl, in 1957 geopend aan de Wanicastraat) te vondeling hebben gelegd, omdat een zevenmaands geboren baby volgens hun godsdienst een kind van de duivel was. Zelfs de kerk wilde mij niet hebben, want ook daar hadden ze angst. Mijn ouders besloten om zo snel mogelijk hun duivelsgebroed op de een of andere manier zien kwijt te raken, alsof ze doodsbang waren dat ze aan Satans vurige drietandige vork zouden worden vastgeregen en geroosterd voor consumptie. Ik was een onschuldige baby die zich toen niet kon verweren tegen het barbaarse godsgeloof van mijn krankzinnige biologische ouders. Het was destijds in de Surinaamse gemeenschap regel, dat vroeg geboren kindjes kort na hun geboorte werden onthoofd en voor obia-doeleinden gemummificeerd door Surinaamse toverdokters, of zomaar ergens te vondeling gelegd om te creperen.