‘Dit is een belangrijke bijdrage aan de oorlogsgeschiedenis.’ – Peter Romijn
Hoe omvangrijk was het verzet in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog? Lang is aangenomen dat de meeste Nederlanders passief toekeken hoe de nazi’s hun misdaden pleegden. Dat beeld werd mede veroorzaakt door hoe de befaamde oorlogshistoricus Loe de Jong illegaliteit definieerde: een fulltime activiteit, door een groep gepleegd. In de beeldvorming is een verzetsstrijder sindsdien bijna altijd een man die spectaculaire aanslagen pleegde.
Er voldeden inderdaad niet zoveel Nederlanders aan deze criteria. Dat neemt niet weg dat de weerstand tegen de Duitsers wijdverbreid was. Neem de half miljoen mensen die staakten in 1941 en 1943. Of de honderdduizenden die onderduikers hielpen. De vele makers en verspreiders van persoonsbewijzen, valse bonnen en verzetskranten. Vrouwen, Joden en Indische en Surinaamse Nederlanders deden daar volop aan mee.
Als je verzet breder beschouwt, als het actief, met alle risico’s van dien tegenwerken van de bezetter, dan heeft een op de vijf Nederlanders tussen de 20 en 65 jaar daar destijds aan deelgenomen, zo concluderen de auteurs van Een land in verzet. Aan de hand van afzonderlijke korte levensbeschrijvingen illustreren zij wie dat waren: heel gewone mensen, die het gewoon niet pikten.
Met een voorwoord van Hans Blom en bijdragen van Liesbeth van der Horst, Gerard Mensink, Hans Morssinkhof, Rianne Oosterom, Ben Braber, Herman Keppy en Egbert van de Schootbrugge.