Toen Manuel, de jongere broer van Jonathan Maas, in 1978 werd geboren, was meteen duidelijk dat er iets niet in orde was. Zijn schedel was te klein en zijn hersenen hadden zich niet goed kunnen ontwikkelen. Ondanks zijn zware verstandelijke beperking groeide hij op tot een eigenwijze, sociale en innemende wildebras, die ervan genoot als hij mocht meedoen met het gewone leven. Manuel hield van voetbal, feest en van een biertje drinken in de kroeg.
Maar voor zichzelf zorgen kon hij niet. Manuel had zorg nodig en toen hij opgroeide, werd dat meer dan zijn familie alleen aankon. Hij kwam terecht in een grote zorginstelling, en daarna in een begeleidwonenproject. Zo werd hij ongewild afhankelijk van het Nederlandse zorgsysteem, met zijn telkens veranderende inzichten. Steeds weer moest Manuel zich aanpassen aan nieuwe regels, waarbij bezuinigingen, efficiencydenken en eindeloze personeelswisselingen steeds meer de boventoon gingen voeren. Het maakte hem onzeker en verdrietig. Uiteindelijk overleed hij, op zijn veertigste.
Hebben zijn familie en zijn begeleiders Manuel binnen ons zorgsysteem een goed leven kunnen bieden? Hoe ziet het Nederlandse zorgsysteem er eigenlijk uit? Hoe is het geworden tot wat het nu is? Aan de hand van gesprekken met vele betrokkenen, van verzorgers tot beleidsmakers, schreef Jonathan Maas een unieke reconstructie van een halve eeuw zorg in Nederland. Daarbij vraagt hij zich steeds meer af: was er iets mis met zijn broer? Of is er iets mis met onze samenleving?