De Zeeuwse Jacob Cats was een van de beroemdste dichters van de Nederlandse zeventiende eeuw. Daarnaast was ‘Vader Cats’ echter ook advocaat, diplomaat, drooglegger en zelfs raadpensionaris, de hoogste ambtenaar in het land. Zijn uitzonderlijke leven loopt niet alleen parallel met de opkomst van wat de Gouden Eeuw ging heten, maar is er ook de verwezenlijking van.
Ons beeld van deze sleutelfiguur, die afwisselend werd vereerd en verguisd, wordt sinds jaar en dag bepaald door zijn berijmde autobiografie. Maar wie was Jacob Cats werkelijk? Wat dreef hem, hoe kwam hij zover? Na jarenlang onderzoek, waarbij hij tal van nieuwe ontdekkingen deed, beschrijft Johan Koppenol hem in deze biografie voor het eerst op basis van de oorspronkelijke bronnen.
Cats blijkt niet alleen een voor zijn tijd werkelijk uitzonderlijk dichter te zijn geweest, hij was ook de pater familias in een (familie)netwerk van groothandelaars in macht, geld en aanzien. Via gewiekste onderhandelingen en gedurfde investeringen slaagde hij erin een fortuin te verzamelen. Door zijn geld, maar ook door in een religieus en politiek sterk gepolariseerd land handig te geven en te nemen, klom hij vervolgens op tot de bestuurlijke top. Cats was, zo blijkt uit deze fascinerende biografie, de oer-polderaar van Nederland.