De kleine Fernanda Willekes MacDonald, geboren in 1893, leek voorbestemd voor een traditioneel leven als godvrezende echtgenote en moeder. Toen ze als tiener opstandige trekjes kreeg, stuurde haar streng protestantse moeder haar naar een Duitse kostschool, waar ze grondig werd voorbereid op het huisvrouwschap. Fernanda trouwde met een orthodoxe dominee, kreeg kinderen en maakte van de pastorie in Brabant een verzamelpunt van pacifistische christensocialisten.
Maar het huwelijk was ongelukkig en beknelde haar. Meer en meer voelde ze zich seksueel en intellectueel een gevangene. Totdat zich op een dag een huurder aandiende die alles op zijn kop zou zetten: Tjeng Hiang Thung, een begaafde student van Chinese afkomst uit Nederlands- Indiƫ, die later de eerste viroloog van Nederland zou worden. Hiang en Fernanda ontwikkelden een diepe liefde. Ze werden al snel onmisbaar voor elkaar.
Toen Fernanda haar echtgenoot verliet, werd ze als overspelige moeder door het slijk gehaald. Ze werd gedwongen haar kinderen af te staan aan hun vader. Daarop vertrok ze in 1929 samen met haar nieuwe echtgenoot en de twee kinderen die zij inmiddels hadden naar Nederlands-Indiƫ, waar ze het sociale onrecht van nabij zag en actief bestreed, tot voorbij de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Even onvermoeibaar werkte zij aan het herstel van de band met de twee kinderen uit haar eerste huwelijk. Ze werd een rolmodel voor een ander, vrijer vrouwenleven. Alleen met haar moeder kwam het nooit meer goed.